Uniek Anneessens harmonium (ca 1900) na restauratie weer in gebruik genomen
De twee vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg die einde negentiger jaren wezen op de mogelijk bijzondere waarde van het oude harmonium dat al vele jaren weggeschoven stond op het oksaal in de Sint Martinuskerk, hadden gelijk. Het meer dan een eeuw oude harmonium, rond 1900 vervaardigd door de fa Charles Anneessens in Grammont (België) is niet alleen vanwege zijn afkomst en leeftijd uniek, maar ook wat betreft het systeem. Het betreft namelijk een drukwind harmonium. Deze zijn in tegenstelling tot de zuigwind harmoniums zeer zeldzaam. “Het in Geulle gevonden exemplaar zou best eens uniek kunnen zijn in Nederland. Zo niet dan is het in elk geval bijzonder zeldzaam”, zo oordeelden zij. Zondag 26 januari 2003 werd het tijdens de hoogmis van 10 uur plechtig worden ingezegend door pastoor G. Dohmen en ingespeeld door organist Ben Waltmans van de Basiliek in Meerssen.
Na de ontdekking ervan op het kerkoksaal door de mannen van Monumentenzorg werd door het kerkbestuur kontakt opgenomen met secretaris J. Spaans van de Harmonium Vereniging Nederland, tevens kanunnik en deken van het Metropolitaan Kapittel van de Oud-Katholieke kerk te Utrecht. Hij was het die direct vaststelde, dat het om een uniek instrument ging en aandrong op restauratie ervan. Die was dringend nodig, want het harmonium verkeerde ‘in verregaande staat van verval’.
Op aanraden van organist Ben Waltmans (Basiliek Meerssen) werd kontakt opgenomen met orgelbouwer, musicus, componist en dirigent Jo Spit te Klimmen. Hij kwam naar Geulle, bekeek en betastte het harmonium en.. was verloren. Hij zou het een eer vinden dit instrument te mogen restaureren. “Geef me voldoende tijd en pin me nergens op vast, want ik weet niet wat ik tegenkom, maar het resultaat zal verbluffend zijn“, luidde zijn toezegging. Hij heeft er, mede tegengewerkt door ernstige ziekte, meer dan een jaar over gedaan en meer dan eens heeft hij op het punt gestaan “de hele kraam in een kist te doen en terug te brengen naar Geulle. De puinhoop was erger dan ik had kunnen veronderstellen”. Maar Jo Spit zette door en vlak voor Kerstmis 2002 bracht hij het als nieuwe harmonium terug naar de Sint Martinuskerk in Geulle. Het was inmiddels meermalen niet alleen door Jo Spit zelf maar ook door Ben Waltmans op zijn kwaliteiten en mogelijkheden getest. Beiden waren lyrisch en voorspelden een grootse toekomst voor dit instrument, “dat zeker ook bespeeld zal worden in het kader van concert-cyclussen”.
Zondag 26 januari 2003 heeft pastoor G. Dohmen tijdens de hoogmis (10 uur) dit harmonium plechtig inzegend en daarmee opnieuw ter beschikking gesteld van de eredienst. Deze hoogmis werd opgeluisterd door het Gemengd Zangkoor van de Sint Clemensparochie te Merkelbeek dat onder leiding stond van de heer J. Spit, de man die het harmonium eigenhandig en met eindeloos geduld gerestaureerd heeft. Ten gehore gebracht werd de ‘ Pastoral Messe’ van Ignaz Reimann (bewerking Richard Burzynski) voor 4-stemmig gemengd koor. Het koor werd aan het harmonium begeleid door organist Ben Waltmans die hierover reeds schreef: “Het instrument heeft een bijzonder fraaie klank. Vooral de baskant geeft het instrument een groots karakter. De fraaie akoestiek van de kerk geeft het harmonium iets magistraals”.
Jo Spits: “Een drukwind harmonium is puur natuur.” foto Rob Oostwegel/DDL
Restauratie kerkhofmuur
Precies een eeuw nadat zij werd gebouwd, onderging de eerste muur rondom het kerkhof van de Sint Martinuskerk in 1999 een grondige restauratie. Op de viering van het feest van de parochiepatroon Sint Martinus, zondag 14 november, werd deze muur, de scheiding maar tevens de band vormend tussen de nog levenden en onze dierbare overledenen die op het kerkhof begraven liggen, plechtig en tegelijk feestelijk ingezegend.
De tekst die is ingemetseld in de steen die aan de restauratie anno 1999 herinnert, maakt melding van de bouw van de originele muur en tevens van de totaal verschillende omstandigheden, waarin bouw en restauratie plaatsvonden. Zag pastoor Bleys in 1896 kans de ligusterheg, die het kerkhof destijds omgaf, dank zij de belangeloze inzet van parochianen en de toen nog zelfstandige gemeente Geulle ‘om niet’ – geheel kosteloos dus – te vervangen door een uit veldbrandsteen opgetrokken muur, met de restauratie een eeuw later was heel wat meer geregel en in elk geval heel wat meer geld gemoeid. Bij de bouw in 1896 waren het de parochianen die op aandringen van de pastoor de handen uit de mouwen staken en de bouw verrichtten. Ook de stenen werden door parochianen gevormd en gebakken in een tweetal ovens die op kosten van de gemeente, die tevens de benodigde klei verschafte, waren aangelegd op een terrein aan de Maas. De boeren uit de parochie schonken het stro waarop de stenen werden gedroogd en enkele tientallen welgestelde parochianen schonken de 42 hekwerken tussen de penanten. Pastoor Bleys kon blij zijn en toonde zich een tevreden man.
Duidelijk is een eeuw na de bouw het verval te zien van de in 1896 gebouwde muur rondom het kerkhof. |
Een eeuw later, na een voorbereiding die dateert uit 1991, werd op 1 maart 1999 met de restauratie van de muur begonnen. Symbolisch gaf pastoor G. Dohmen al even verheugd als zijn voorganger het startsein. Het werk was na aanbesteding door het kerkbestuur gegund aan bouwbedrijf I.J. Lemmens te Maastricht. Al vrij spoedig na aanvang van de werkzaamheden gaf de muur vele geheimen prijs. Een kijkje achter de stenen gaf aan, dat wat eens specie was geweest thans zand geworden was en nauwelijks nog enige binding gaf. Ook bleken veel stenen zo slecht, dat zij braken en vervangen moesten worden. Toen ontstond er een probleem. Veldbrandsteen van de juiste afmetingen was noch in Nederland noch tot ver in België en Duitsland te krijgen. De oorzaak bleek vrij spoedig dankzij een enorm toeval. De oorspronkelijke stenen zijn namelijk van eigen typisch Geulse makelij! Pastoor en secretaris van het kerkbestuur ontdekten dat toen zij in de Credozaal de tijd doodden, die zij moesten wachten op de komst van een derde persoon met wie zij een gesprek zouden hebben. In een van de kasten vonden zij een lijvig met de hand geschreven boekwerk. Kennelijk een geschiedschrijving van de parochie die een groot deel van de vorige eeuw omspande. Heel toevallig sloegen zij een pagina op, waar het verhaal stond opgetekend van de bouw van de oorspronkelijke muur. Een geschiedenis die tot op dat moment bij niemand bekend was. Het is dan ook dank zij dat toeval dat dit verhaal geschreven kan worden zoals het wordt geschreven.
De restauratie verliep vervolgens, zij het enkele keren met horten en stoten, volgens plan en op 24 september kon de oplevering plaatsvinden. De inzegening vond vervolgens plaats op het feest van Sint Martinus. Dat had het (niet gezochte maar wel goed van pas komende) voordeel, dat de fanfare Sint Martinus die dag ook in de hoogmis aanwezig was ter ere van het patroonsfeest en dat de carnavalsvereniging De Bokkerieërs naar goed oud gebruik die zondag het nieuwe seizoen inluidde met een bezoek aan de hoogmis. Beide verenigingen werden graag bereid gevonden hun medewerking aan de inzegening van de muur te verlenen en met muziek c.q. hun aanwezigheid op te luisteren. Zo gaat dat nog in Geulle!! Ook veel parochianen trokken mee in de stoet die een zegenende pastoor Dohmen rond de kerkhofmuur volgde. Nabij de hoofdpoort werd aan het slot de herdenkingssteen ingemetseld, waarin opgenomen een gekalligrafeerde tekst, bevattende de voornaamste feiten van de restauratie en de gelden die ermee gemoeid waren. In de totale kosten, die rond de 275.000,00 gulden bedragen, wordt voor ca 60 procent middels subsidies bijgedragen door Monumentenzorg en de Provincie Limburg.
In 1999 werd de muur geheel gerestaureerd. De restauratie werd bekroond met de zegening van de muur, de scheiding tussen het leven hier en in het hiernamaals, door pastoor G. Dohmen op zondag 14 november 1999. Op de foto: pastoor G. Dohmen, vergezeld van acolieten en gevolgd door het kerkbestuur en fanfare Sint Martinus. (foto Karel Curvers) |
Behalve feiten en getallen worden in de tekst ook de namen vermeld van de personen die de restauratie daadwerkelijk hebben uitgevoerd. Velen van hen kwamen op uitnodiging van het kerkbestuur na afloop in de Credozaal bijeen om naar oerdegelijk Limburgs gebruik met koffie en vlaai het werk te bekronen.
Onder hen ook de leden van de zogeheten klussengroep, een groep van een 15-tal mannen en een enkele vrouw, die op geregelde tijden een halve dag bijeenkomen om klussen en klusjes op te knappen in en rondom de kerk. Zij hadden de restauratie aangegrepen om ook rondom de muur alles een nieuw en mooi aanzien te geven. Dat betrof voornamelijk de achterzijde, waar braakliggende grond werd opgeschoond en een breed pad werd aangelegd, zodat nu rondom de muur gelopen kan worden. Op het kerkhof tenslotte werden oud vieze bakken vervangen door schone nieuwe, zodat alles er weer fris uitziet.
De met de restauratie en de opknapbeurt door de klussengroep gemoeide investeringen van kerkelijke zijde werden mede mogelijk gemaakt dankzij de erfenis, die mevr. Fien Paulissen z.g. bij haar dood in 1997 aan de parochie achterliet. Pastoor Dohmen maakte daarvan met dankbaarheid en piëteit melding bij de inzegening. Uit die nalatenschap werden ook het opnieuw bekleden van de 10 altaarkrukjes en de revisie van de verwarming betaald.
Hellingbaan voor rolstoelgebruikers
In augustus 2000 is het voorterrein tussen ingangspoort en kerkdeur opgehoogd om de kerk makkelijk(er) toegankelijk te maken voor gebruikers van rolstoelen. Voor de kerkdeur is een groot uit natuursteen opgebouwd bordes aangelegd dat hun de entree moet vergemakkelijken. Ook voor kerkgangers die moeilijk ter been zijn is dit een hele verbetering.
Deze hellingbaan is niet alleen, zij het wel in hoofdzaak, bedoeld om de kerk beter toegankelijk te maken voor gebruikers van rolstoelen, maar dient tevens als verfraaiing van het voorterrein na gereedkomen van de zeer goed geslaagde restauratie van de kerkhofmuur.
De werkzaamheden werden uitgevoerd door de fa J. Brune Wegenbouw te Geulle.
Aanleg riolering en drainage
Vergeleken met de werkzaamheden die enkele jaren later, in 2004, zouden volgen, was de aanleg van de hellingbaan een kleinigheid. In 2004 werd de hele riolering rondom de kerk vervangen en werd tevens rondom het hele gebouw een drainage aangelegd. In april van dat jaar gaf het kerkbestuur de fa Colaris uit Sittard de opdracht tot vervanging van de uit 1920 stammende riolering en tot de aanleg van een drainagesysteem rondom de Sint Martinuskerk.
Beide ingrepen waren hoogstnoodzakelijk om voortgaande wateroverlast in en rond het kerkgebouw een halt toe te roepen. Zowel binnen als buiten de kerk kon duidelijk worden vastgesteld, dat het vocht op enkele plaatsen tot ca 5 meter hoogte in de ca een meter dikke muren was doorgedrongen. Dit vocht tastte niet alleen de schilderingen in het interieur aan, maar vormde op den duur ook een bedreiging van de stabiliteit van het kerkgebouw.
Uit een ingesteld onderzoek was gebleken dat het meer dan 80 jaar oude rioleringstelsel totaal vergaan was. Dit diende zonder meer vervangen te worden. Om evenwel aan het optrekkend vocht in de muren een halt toe te roepen, moest tegelijkertijd rondom het hele kerkgebouw een drainagesysteem worden aangelegd.
De kosten van het gehele werk beliepen bijna 38.000 euro. In dit bedrag werd voor 20 procent tegemoet gekomen door het bisdom; de rest moest door de parochie zelf worden opgebracht middels de Gezinsbijdrage en een deel uit de nalatenschap mevr. Net Dohmen-Simonis.
Gebruiksvergunning
Tegelijk met het bezorgen van ‘droge voeten’ aan het kerkgebouw werd met de aanleg van riolering en drainage tevens voldaan aan de laatste nog openstaande eis voor het verlenen van de gebruiksvergunning aan de Martinuskerk. Zoals bekend moet elk gebouw, waarin meer dan 50 personen samenkomen sinds de rampen in Volendam en Enschede over een gebruiksvergunning beschikken. De Sint Martinuskerk had inmiddels alle vereiste aanpassingen aan het interieur (noodverlichting, verwijzingen middels transparanten) ondergaan, behalve het wegwerken van de treden bij de zij- in/uitgangen. Dit was een vereiste om te voorkomen dat (oude) mensen bij het in noodgevallen snel verlaten van de kerk zouden vallen of armen en benen zouden breken bij het afstappen van de treden tussen kerkdeur en ruimte voor de kerk. Op zich een vereiste waartegen weinig is in te brengen. Maar…..
Het was eenvoudig gezegd, maar minder eenvoudig gedaan. Een hoogte van een kleine 60 centimeter, waarbinnen drie treden moeten worden weggewerkt, laat zich op een beperkte ruimte niet zo maar overwinnen. Niet minder dan 4 keer zijn er proef-paden aangelegd voordat de meest acceptabele oplossing was bereikt om een zo aanvaardbaar mogelijk verloop van de paden te krijgen. Zoiets kan alleen proefondervindelijk worden gedaan, het is geen tekentafel werk. Schoonheid en gemak moesten worden opgeofferd aan veiligheid en functionaliteit. Dat is de tijd waarin we leven.
Binnen de mogelijkheden die voorhanden waren, is men daarin redelijk goed geslaagd, al was het zeker in het begin even wennen. Inmiddels weten we niet beter…
Overigens zijn vele kerken in den lande in problemen en financiele zorgen geraakt bij het naleven van de strenge regelgeving i.z. de gebruiksvergunning. De Sint Martinus had die problemen niet. En dat niet op de laatste plaats, omdat de met de naleving belaste ambtenaar van de gemeente Meerssen bijzonder begrip heeft getoond voor de bijzondere plaats die een kerkgebouw nu eenmaal inneemt. Hij bleek bereid te praten over en mee te zoeken naar aanvaardbare oplossingen voor hem en voor het kerkbestuur. Hij wilde het gewenste resultaat bereiken niet middels afdwingen maar middels overleg.
Ook hebben B&W zich zeer inschikkelijk betoond wat betreft het betalen van leges. Wettelijk is hieraan niet te ontkomen, maar van de mogelijkheid tot het verlenen van een subsidie ter grootte van het legesbedrag is een grootmoedig gebruik gemaakt. En dat ging toch om ruim 700 euro’s.
Dat neemt niet weg, dat met de materialen (noodverlichting, accu’s enz. enz.) en ophoging van de ingangen een bedrag gemoeid was van 6.115 euro. Dat moest uit eigen zak betaald worden. Arbeidskosten zijn de parochie bespaard gebleven, want de klus werd geklaard door de mannen van de ‘klussengroep’. Mede dank zij hen en alle andere genoemden, kunnen de kerkgangers ervan verzekerd zijn, dat in de Sint Martinuskerk alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen bij calamiteiten zijn genomen.
Glas-in-lood ramen als nieuw
“Groot probleem dat dringend om een oplossing vraagt, is de restauratie van de in zeer desolate toestand verkerende zeer kostbare monumentale glas-in-lood ramen achter het hoofdaltaar en in de beide zijkapellen, 13 in totaal. Door gemeente Meerssen en provincie Limburg is deze restauratie inmiddels bovenaan op de prioriteitenlijst geplaatst. Onderzocht wordt thans welke de beste methode van restaureren is en bovendien welke kosten met deze restauratie gemoeid zijn. In afwachting daarvan is men voornemens noodvoorzieningen te treffen om de ramen voor verder verval te behoeden. De eigenlijke restauratie zal nog wel enkele jaren op zich laten wachten. De plannen voor restauratie van de kerkhofmuur dateren immers ook uit 1991…. Zij moesten tot de eeuwwisseling wachten om gerealiseerd te worden. De glas-in-lood ramen overleven een dergelijke wachttijd niet”.
Deze ‘profetische’ woorden liet het kerkbestuur in 1999 op deze site optekenen over de glas-in-lood ramen, stammend uit het atelier van de bekende glazenier Joep Nicolaes. Kostbaarheden dus, die het om vele redenen waard zijn voor verder verval gespaard te worden en voor het nageslacht ongeschonden bewaard te blijven.
Wat zelden gebeurt, gebeurde toen. De restauratie van deze ramen kwam in een stroomversnelling. Aanleiding was het plaatsen van steigerwerk aan de achterzijde van de kerk in verband met regulair uit te voeren werkzaamheden in het kader van het meerjarenonderhoud. Dat steigerwerk had als prettige bijkomstigheid dat het de gelegenheid bood de ramen ‘op ooghoogte’ te bekijken. En toen bleek pas duidelijk wat vanaf de grond onzichtbaar was, toen bleek hoezeer de ramen en vooral de loodstrippen tussen het glaswerk waren aangetast. Redding duldde geen uitstel meer.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de provincie Limburg, het bestuur van de gemeente Meerssen en het bisdom reageerden spontaan op noodkreten van het kerkbestuur en sloegen de handen ineen. Resultaat? Sneller dan was te voorzien werd besloten een reddingsplan op te stellen. Basis daarvoor was een door de afdeling Bouwzaken, Kunst en Cultuur van het Bisdom Roermond opgesteld restauratieplan. We schrijven dan 20 april 2000!! De nieuwe eeuw was koud begonnen.
Offertes werden aangevraagd en subsidieverzoeken ingediend. Er kwamen antwoorden op, positieve antwoorden. De machine liep gesmeerd. Het glasatelier Stef Hagemeijer te Tilburg kreeg de opdracht het werk uit te voeren. Het was al met al toch reeds 18 september 2001 geworden. De bijkomende werkzaamheden zouden worden verzorgd door aannemersbedrijf Jongen, dat toch al ‘op het terrein’ aanwezig was vanwege de onderhoudswerkzaamheden en dat zijn diensten had aangeboden.
Van de ruim 170.000 gulden die met deze restauratie gemoeid waren, moesten er uiteindelijk ruim 36.000 door de parochie zelf betaald worden. Er dient uitdrukkelijk bij te worden vermeld, dat een aantal particulieren, bijna allemaal parochianen, eigener beweging een bijdrage in deze kosten hebben gestort. Er waren er bij die met het storten van enkele duizenden guldens ‘op voorhand’ deze restauratie achter de schermen hadden aangemoedigd….
Het verhaal kan verder kort zijn. De restauratie verliep voorspoedig en volgens plan. Reeds met Kerstmis 2001 waren de eerste ramen terug, die achter het hoofdaltaar. De andere volgden in de eerste maanden van 2002 en met Pasen van dat jaar kon pastoor Dohmen de gerestaureerde ramen als nieuw in ontvangst nemen.
Het resultaat kan dagelijks worden bewonderd. We kunnen er extra van genieten op dagen waarop de zon schijnt en voor een vrolijke achtergrond zorgt….
Een nieuw probleem dient zich inmiddels aan. Behalve de gerestaureerde ramen heeft de Sint Martinuskerk nog een aantal andere gebrandschilderde ramen in de beide zij-beuken. Ook deze zijn na een kleine eeuw aan een grote beurt toe. Kunnen we binnen afzienbare tijd eenzelfde positief verhaal schrijven als bovenstaand?
Wie helpt ons hopen? En vooral, wie helpt ons uitvoeren?
Één van de glas-in-lood ramen in de St. Martinuskerk
HEMEL EN VELUM WEER ALS NIEUW
Opnieuw zijn twee van de vele kostbaarheden die de Sint Martinusparochie rijk is voor verder verval behoed gebleven. Dit keer zijn het de processie-hemel en het velum dat de priester tijdens de processie draagt. De broodnodige restauratie is in hoofdzaak mogelijk geweest dank zij de financiele medewerking van slechts enkele parochianen. Zij hadden een half jaar geleden de oproep van pastoor Dohmen in Kontakt goed begrepen. Slechts een handjevol parochianen en oud-parochianen heeft spontaan nagenoeg het gehele benodigde bedrag, dat de 6.000 euro ruim overschrijdt, beschikbaar gesteld. Zijn doen wel en zien niet om, vandaar dat zij geen prijs stellen op het noemen van namen.
Hoe kostbaar de twee onderhavige kerkelijke attributen zijn, bleek eerst toen de restauratie ervan ter sprake kwam. Duidelijk was dat beide zover versleten en in verval geraakt waren, dat zij niet langer bruikbaar waren. Een aantal dames uit de parochie, die een spreekwoordelijke ervaring hebben in het werk met naald en draad, werd om advies gevraagd. Zij bekeken hemel en velum, maar kwamen al gauw tot de bevinding, dat dit werk hun naai-vaardigheid te boven ging en slechts was voorbehouden aan dames die zich gespecialiseerd hebben in het hogeschool naaien. Uitbesteding aan een beroeps atelier bleek onvermijdelijk.
Na overal in den lande informatie te hebben ingewonnen over (de prestaties van) dit soort ateliers, koos het kerkbestuur uiteindelijk voor het Restauratie Atelier Antiek Textiel Wijsbek-Rood te Uithoorn De beide dames Winfrida Wijsbek en Simone Rood, die toch wel iets gewend zijn op het gebied van bijzondere en kostbare textilia, raakten bijna in vervoering bij het zien van hemel en velum uit Geulle. Tegelijkertijd waren zij diep bedroefd over de toestand waarin beide verkeerden. Aangezien beide dames in 2000 de baldakijn van de koninklijke troon in de Ridderzaal gerestaureerd hadden, spraken zij met kennis van zaken toen zij opmerkten, dat de hemel uit Geulle uit dezelfde tijd en school moet stammen als genoemde koninklijke baldakijn. Ze zijn in elk geval meer dan een eeuw oud en tonen opmerkelijke gelijkenissen. De dames hebben zich vervolgens toegewijd en minitieus van hun taak gekweten. Tot uit Spanje haalden zij bijzondere stoffen die zij nodig hadden.
Een gelijkluidend verhaal betreft de restauratie van het velum, de schouderdoek van de priester bij het dragen van de monstrans. Deze onderging een soortgelijke behandeling.
Om het verhaal volledig te doen zijn, dient vermeld te worden dat de mannen van de klussengroep van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt het ‘geraamte’ van de hemel eens stevig onderhanden te nemen. Ook dit ziet er weer als nieuw uit. Het was tenslotte de klussengroep die voor het opbergen en bewaren van het kostbare borduurwerk een tweetal aparte lades maakte, stof- en vochtvrij.
Na een half jaar uithuizig geweest te zijn, zijn hemel en velum in de zomer van 2004 in Geulle teruggekeerd. Als nieuw. Zij werden voor het eerst in het openbaar getoond en gebruikt tijdens de sacramentsprocessie in de wijk ‘In de Peel’ op zondag 20 juni.